Nederlandse jeugdcultuur komt naar Italië
7 juni 2023
Wij zijn ontzettend trots op onze docente Enne Koens die niet alleen met haar prachtige boek ‘Ik ben Vincent en ik ben niet bang’ genomineerd was voor de ItaliaansePremio Strega 2022, maar ook nog eens een artikel schreef in één van de grootste Italiaanse kranten over haar avonturen in Italië. Ze beschreef daarbij ook de Nederlandse jeugdliteratuur en diens rol in Italië/ de rest van Europa. Dit ter aankondiging van het programma Futuro Presente, georganiseerd door het Nederlands letterenfonds en de ambassade in Rome en allerlei culturele partners. Nederlandse jeugdcultuur staat komend jaar centraal in Italië op festivals, conferenties en in workshops. Oa onze Enne gaat komend jaar veel op en neer om kinderen voor te lezen, en workshops en lezingen te geven.
Nederlandse jeugdcultuur komt naar Italië – artikel Enne Koens voor la Répubblica
Dit jaar staat in Italië de Nederlandse hedendaagse jeugdkunst centraal in het programma Futuro Presente. Dit programma is een samenwerking van een heel aantal Nederlandse fondsen, de Nederlandse ambassade in Rome, het Consulaat – Generaal in Milaan, grote en kleine festivals, podia en culturele organisaties in Italië. Tijdens de afgelopen Kinderboekenbeurs in Bologna vonden al de eerste literaire optredens plaats en er zullen er nog veel volgen, onder andere op het Giffoni Film Festival, Festival RomaEuropa, de Turin Book Fair, Segni d’Infanzia en Internazionale Kids. Ook worden er masterclasses en een symposium over cultuurparticipatie en cultuureducatie georganiseerd. Schrijvers, illustratoren, choreografen en filmmakers uit Nederland zullen zich presenteren aan het Italiaanse publiek en professionals, met als doel de relatie te versterken, kennis uit te wisselen en nieuwe samenwerkingen aan te gaan.
Ik ben Enne Koens, jeugdboekenschrijver. Het eerste boek van mijn hand dat in Italië uitkwam was ‘Hotel Bonbien’. Daarna werd mijn boek Sono Vincent e non ho paura genomineerd voor de Premio Strega 2022 en aankomende april ligt mijn nieuwe boek Da qui si vede il mondo intero in de Italiaanse boekwinkel. Sinds een jaar tour ik door Italië, langs festivals, kinderboekwinkels en scholen. Ik werd warm onthaald in dit grote land met zijn voelbaar rijke historie.
En terwijl ik op al die podia, onder die warme zuidelijke zon stond, vroeg ik me af hoe het kwam dat ik zo welkom was, of er meer Nederlandse jeugdschrijvers waren die deze podia betraden. Eigenlijk had ik geen idee waarom juist ik werd uitgenodigd en wat de reden was dat mijn verhaal zo met open armen werd ontvangen. Toen La Répubblica me vroeg een verhaal te schrijven over Nederlandse jeugdcultuur, startte een zoektocht naar de antwoorden op de vragen die ik me daar, op dat podium, stelde. Dit artikel is daar het verslag van, met de focus vooral op de Nederlandse jeugdliteratuur.
Mijn verhaal begint eigenlijk in februari 2022. Na een online interview stroomde de aanvragen van festivals binnen. In mei en juni 2022 tourde ik langs de Salone Internazionale del Libro di Torino, scholen in en rond Padua, Mare di Libri (Rimini), boekwinkels in verschillende steden, Segni d’Infanzia (op Isola del Giglio) en Tuttestorie (op Sardinië). Ergens gedurende die tour stond ik in een kleine jeugdboekwinkel en werd ik gevraagd een verhaal te houden over Nederlandse jeugdliteratuur. In het publiek voor me zaten experts op dat gebied. Ik had het niet heel uitgebreid voorbereid, omdat ik me voor ik vertrok nog niet precies kon voorstellen wat me te wachten stond en het toerschema bij aankomst overvol bleek. Daar stond ik dus, met weinig voorbereiding in die warme, zweterige boekhandel. Ik keek het publiek aan en begon gewoon maar te vertellen. Er werden vragen gesteld. Ik vertelde nog meer. Het publiek vertelde ook van alles. Het werd een mooie avond, waarin we uitwisselden en ik iets vertelde waar mijn publiek meer en meer van wou weten. Alleen, ik begreep niet precies wat datgene was waar mijn publiek meer van wilde weten. Omdat ik er onderdeel van ben is het voor mij moeilijk te zien wat er bijzonder is aan Nederlandse jeugdcultuur en dus begreep ik ook niet precies wat mijn boodschap was en waarom ik dat juist in Italië zo veelvuldig mocht komen vertellen.
Italiaanse boekenmarkt
Weer in Nederland leg ik een aantal mensen mijn vragen voor, waaronder Agnes Vogt van het Nederlands letterenfonds. Zij is mede organisator van het programma Futuro Presente en ze stond me graag te woord.
Ze vertelt me over de open cultuur van Italië. Er worden per jaar iets meer dan dertig boeken uit het Nederlands in het Italiaans vertaald. Italië heeft heel veel, zeer betrokken uitgeverijen. Kleine en grote. Ze geven de boeken niet alleen uit, maar weten het ook goed in de markt te zetten en hun schrijvers te begeleiden, zodat de boeken op hun plek vallen in het Italiaanse literaire landschap.
Ikzelf ben inderdaad enorm goed begeleid door mijn uitgever Camelozampa. Sara Saorin en Francesca Segato geven met heel veel liefde boeken uit. Ze gaan voor kwaliteit en willen kinderen echt iets meegeven. Ze werken veel te veel en het kost moeite onder alle omstandigheden, zoals covid en de gestegen papierprijs, overeind te blijven.
Festivalcultuur
Wat later interview ik Bas Ernst van de Nederlandse ambassade in Rome en Stefano Musilli van het Consulaat-Generaal in Milaan, die samen met het Nederlandse Fonds Podiumkunsten het initiatief namen voor de organisatie van Futuro Presente. Bas en Stefano roemen de Italiaanse festivalcultuur die zeer levendig is. De grote steden hebben hun festivals, maar ook de kleinere steden en dorpen hebben festivals, soms zelfs met een internationale uitstraling. Er is veel animo schrijvers, theatermakers en filmers uit het buitenland een plek te geven. Dat was ook een van de redenen om Futuro Presente te organiseren.
Die animo herken ik zeker, sinds ik vertaald ben merk ik dat vooral Italië en Duitsland een heel open en breed geïnteresseerde blik hebben en veel kunst uit het buitenland halen.
De Italiaanse leescultuur
Iets anders dat ik ontdek, tijdens mijn bezoeken aan Italië, is dat er een andere houding in Italië is van lezers ten opzichte van schrijvers en hun boeken. Als ik samen met Olga Amagliani, mijn vertaalster, door Noord Italië reis en scholen bezoek, valt ons op hoe ontzettend goed voorbereid de kinderen zijn. Ze hebben, soms zelfs meerdere keren, het boek gelezen. Ze hebben zich er dingen over afgevraagd en heel erg goede vragen voorbereid. Vragen die mij in Nederland nooit gesteld zijn, zelfs niet in interviews. Zoals: ‘Waarom heeft u het uiterlijk van uw hoofdpersonage niet beschreven?’ Ik ben helemaal gelukkig dat ik daar eindelijk eens antwoord op mag geven.
En ergens in een dorpje heeft een lerares het buiten-lezen geïntroduceerd. De kinderen nemen elke middag kleedjes mee naar buiten om onder de bomen naast de school, in de schaduw, te gaan liggen lezen.
Sono Vincent e non ho paura gaat over een jongen die alles weet van survivallen in de natuur, maar met moeite in zijn eigen klas weet te overleven. Diezelfde klas heeft erg mooie doosjes gemaakt waarin ze survival tips voor zichzelf hebben verzameld, voor het geval ze ooit gepest gaan worden, zoals bijvoorbeeld: ‘Het bespreken met mijn docent’, ‘Met mijn ouders praten’, ‘Een vriend in vertrouwen nemen’, et cetera. Dit zal vast niet op elke school gebeuren, maar toch zeggen Olga en ik het hardop, ergens onderweg in de trein: Is de leescultuur in Italië beter onderhouden dan die in Nederland? Is er meer aandacht voor boeken en schrijvers? Of voert dit terug op de lange culturele historie van Italië?
We weten het niet.
Maar als ik aan het eind van mijn tweede tour op een berg, naast een kasteel, op het Isola del Giglio sta (de zon zal zo in de zee zakken en de kinderen waarvoor ik zojuist heb opgetreden vertrekken naar huis om te eten), dan wil ik het liefst emigreren.
Nederland in Italië
De laatste jaren vallen Nederlandse kunstenaars op in Italië. Zo won theatermaker Jetse Batelaan een Zilveren Leeuw op de Biënnale van Venetië, was schrijfster Annet Schaap winnaar van de Strega Prijs en zegevierde regisseur Flynn von Kleist op het Giffoni Film Festival 2021. Op alle festivals waar ik was, niet alleen in Italië, ook in Duitsland, zijn behalve de nationale vooral Scandinavische, Engelstalige en Nederlandse schrijvers vertegenwoordigd. Ik vermoed dat de schrijvers uit deze landen qua toon en thema’s iets delen wat hen populair maakt.
Iedereen die ik interview bevestigt dat.
Thema’s
Controversiële thema’s, zoals echtscheiding, emancipatie, genderidentiteit, klimaatcrisis, racisme, oorlog en seksualiteit, worden niet geschuwd. De laatste jaren verschijnen er veel boeken die op zoek zijn naar verhalen en taal die inclusief is voor alle kinderen en jongeren. Boeken voor iedereen, tot welke minderheid in gender, seksualiteit, etniciteit, religie of gezondheid de lezer ook behoort.
Daarbij wil ik opmerken dat we daarin ook in Nederland nog in ontwikkeling zijn. De discussie over hoe we in taal en verhalen buitensluiten wordt zeer fel gevoerd, zowel online, als live, en op papier worden grenzen bevochten en rechten opgeëist, soms respectvol, helaas ook bedreigend. Maar we zijn in beweging in dit modderige, platte landje, en ik hoop dat we steeds beter naar elkaar luisteren. Er komen in elk geval al wel mooie boeken uit voort.
Kwaliteit van tekst en beeld
Nederlandse jeugdliteratuur wordt altijd met nieuwsgierigheid bekeken, vertelt mijn uitgeefster Sara Saorin. Hoe komt het dat er uit zo’n klein landje zo veel jeugdboeken van goede kwaliteit komen, en ook nog eens zo rijk geillustreerd? Daar heeft Agnes Vogt wel een antwoord op, en dat antwoord gaat niet over talent of kunstenaarschap, maar is veel prozaïscher. In Nederland is er subsidie voor schrijvers om te kunnen schrijven, waardoor ze ook meer tijd hebben en meer versies kunnen schrijven. De financiële druk ligt daardoor minder bij de uitgever, waardoor ook de redacteur meer tijd vrij kan maken om echt kritisch te zijn en meerdere versies te lezen en te redigeren. In Nederland beseffen we niet altijd hoe ongelooflijk luxe dat is, en dat dat in Italië andere landen niet het geval is. Het illustreren van jeugdboeken wordt als een even grote kunstvorm gezien als het schrijven. In Nederland kan de illustrator ook onafhankelijk van de schrijver bekroond worden.
Is het kunst of pedagogie?
Mijn vertaalster Olga Amagliani, die twintig jaar geleden naar Nederland verhuisde en daar een gezin stichtte vertelt me dat ze verbaasd was toen ze de Nederlandse jeugdliteratuur ontdekte. Deze was niet kinderachtig en ook leuk voor volwassenen om te lezen. Ze vond het bijzonder hoe sterk de traditie is in Nederland van ouders die hun kinderen voor het slapengaan voorlezen. Een van de eerste kinderboeken die ze las toen ze in Nederland kwam, was ‘Madelief’ van Guus Kuijer. Ze vond het grappig en heel leuk. Kinderen hadden een eigen mening en deden hun eigen zin in Nederlandse jeugdliteratuur, in Italië was dat op dat moment nog veel minder aan de orde, volgens Olga. En toen ze zelf een dochter kreeg merkte ze dat Nederlandse kinderen ook veel vrijer werden gelaten dan Italiaanse doordat ze bijvoorbeeld zelf de straat op mogen om te spelen en naar school en weer naar huis mogen lopen. In Sono Vincent e non ho paura wil Vincent een condoom gaan kopen bij de drogist, omdat hij daar als hij gaat survivallen water in kan vervoeren door de wildernis. Dit levert natuurlijk een grappige situatie op, omdat een elfjarige in de drogist om condooms komt vragen. In Italië zou men niet zo snel zo’n situatie beschrijven, denkt Olga, daar is men iets voorzichtiger in wat voor kinderen geschikt wordt geacht.
Mijn uitgeefster Sara Saorin vertelt dat in Italië de kinderen zelden zelf naar de bibliotheek of boekwinkel gaan, ouders kiezen boeken voor hen uit. Daarom zijn schrijvers geneigd iets voorzichtiger te schrijven, ze moeten via de volwassene het kind bereiken.
Dr. Jana Mikota, docent literatuurdidactiek en literatuurwetenschap aan de universiteit in Siegen (Duitsland) die ik ontmoet als ik haar studenten mag doceren, voegt hier nog aan toe: ‘In Nederlandse jeugdliteratuur lukt het met lichtheid over complexe problemen te schrijven, maar zonder de pedagogische geheven vinger. Het kind wordt serieus genomen en krijgt de vrijheid om zelf een mening te vormen.’
Dat herken ik zeker. Er wordt in Nederlandse jeugdboeken meestal geen mening opgedrongen. Het verhaal toont iets, maar de mening is aan het kind. Toen ik genomineerd was voor de Deutsche Jugendliteraturpreis las ik de boeken van mijn mede genomineerden, veelal Duitse schrijvers. Ik merkte dat bij hen het verhaal vaak uit de moraal voortkomt. Terwijl in Nederland verhalen vaak niet in eerste instantie moralistisch zijn. Er kan een moraal in het verhaal zitten, maar het verhaal, en vooral ook het kunnen meeleven met het personage, is belangrijker dan de moraal.
Daar moet ik wel bij vermelden dat hoe meer ik op beurzen kom en boeken uit andere landen lees, hoe meer ik zie dat dat enorm in ontwikkeling is en ook Duitse en Italiaanse verhalen steeds minder een moraal opdringen.
‘There might be a message too, but first of all the stories must be original, beautiful, fascinating. Just like the books for the grown-ups, where the first requirement is to be good stories, well written, with interesting characters,’ zegt Sara als we Spritz drinken op het grote plein in Padua en ik naar haar visie vraag. Ze neemt mijn laatste boek als voorbeeld en voegt eraan toe: ‘Als je als kind jouw boeken leest, heb je niet het gevoel dat er een volwassene achter zit, they feel as if it were written by one of them. They immediately connect with the child who’s inside you, they feel your writing is sincere and genuine.’
Stijl
Iets wat ikzelf erg apprecieer aan Nederlandse, maar zeker ook Scandinavische en Engelse boeken is de heldere taal en de humor. De taal is simpel en to the point en toch poëtisch. De humor is licht absurd en authentiek. Ook mijn eigen zinnen houd ik graag kort, met een enkel raak beeld erin verwerkt. En een pijnlijk verhaal kan niet verteld worden zonder lichte toon, doorspekt met grapjes. Dat is absoluut een Noordelijke traditie.
De historie
Als ik schrijf denk ik er nooit aan op wiens schouders ik sta. Ik schrijf gewoon, volg wat me boeit, vertel de verhalen die om mij heen leven, waarvan het me belangrijk lijkt ze te vertellen. Maar veel in het buitenland zijn zorgt ervoor dat ik met een afstand naar mezelf ga kijken.
Hoe is de Nederlandse jeugdliteratuur zo geworden als hij is? Maak ik er echt deel van uit? Ben ik een Nederlandse schrijver? Waarom? En is bijvoorbeeld Annet Schaap (Lucilla), die ik erg bewonder, maar die heel anders schrijft dan ik, ook een echt Nederlandse schrijver?
Om daarachter te komen dook ik in de historie van de Nederlandse jeugdliteratuur.
Het eerste Nederlandse jeugdboek verscheen in 1778. Maar pas toen begin twintigste eeuw de kinderarbeid werd afgeschaft en de leerplicht werd ingevoerd, verschenen er steeds meer jeugdboeken. Deze waren zeer moralistisch en opvoedkundig van aard. De eerste tekenen van eigenzinnigheid ontstonden iets later met de ‘kwajongensboeken’. Dat waren boeken waarin kleine jongens streken uithaalde, zoals Kruimeltje (1914) en Pietje Bell (1923). In de landen ten Zuiden van Nederland kwam deze ontwikkeling later op gang, waarschijnlijk onder invloed van het katholicisme.
Ook verschenen in die tijd de eerste realistische boeken die zich in de armere arbeiders milieus afspeelden. Maar de fantasieverhalen kwamen, vooralsnog, van elders, zoals Peter Pan (Schotland, 1911) en Nils Holgersson (Zweden, 1906). Sprookjesboeken en kabouterverhalen waren de eerste magische boeken in Nederland.
Na de oorlog, toen de kerk steeds meer haar invloed verloor, en Pippi vanuit Zweden de wereld veroverde, verzon Annie M.G. Schmidt (Jip e Janneke, 1952) in Nederland haar opstandige personages die het opnamen tegen de volwassenen en op humoristische wijze taboes doorbraken.
Pas tien jaar later publiceerden Tonke Dragt (Lettera al re, 1962) en weer later Paul Biegel (Il piccolo capitano, 1970) hun spannende fantasieverhalen doorspekt met filosofische gedachten. Niet alleen de boeken wonnen aan fantasie en kwaliteit, maar ook de illustraties ontwikkelden zich in die tijd en werden veel kunstzinniger van aard dan alleen maar ter illustratie van het verhaal. Toen al gingen er stemmen op die riepen om goed geschreven boeken, die kinderen serieus namen.
In de jaren vijftig en zestig zette Annie ook de poezië voor de jeugd stevig op de kaart.
In de jaren zeventig moest het kind wereldwijs worden en werden er heel veel probleemboeken geschreven over het milieu, drugs en racisme. In die tijd werden ook de eerste echt goede historisch jeugdromans geschreven die zich specifiek op een jeugdig publiek richten (Kruistocht in spijkerbroek, 1973. Inverno di guerra, 1972). In Nederland was het non fictie boek voor kinderen al vroeg een serieus genre.
Tien jaar later schreef Guus Kuijer zijn Madelief serie (1983) en Annie MG Schmidt schreef Isotta (1980). Verhalen over kinderen met echte problemen, zoals gescheiden ouders, of ouders met geldproblemen. Geen belerende verhalen, maar verhalen met een toegankelijke hoofdpersoon door wiens ogen het verhaal verteld wordt, zodat kinderen kunnen meeleven of zich herkennen.
Daarnaast verschenen er non fictie en fictie boeken over historische thema’s, zoals de holocaust en koloniale misstanden.
Natuurlijk werd naast al deze realistische verhalen de invloed van Roald Dahl (Engeland) in die tijd duidelijk voelbaar. De humor werd grotesker, de grappen viezer. Nederlandse jeugdtelevisie maakte heerlijke absurde, smerige programma’s waar ik in mijn jeugd van mocht genieten, al snapte ik soms niet precies waar het over ging.
In de jaren negentig werd taboe doorbreken van minder groot belang en verschoof de aandacht naar psychologische diepgang. Max Velthuis sneed in zijn kikker verhalen filosofische thema’s aan voor de allerkleinste, net als Toon Tellegen in zijn fabels voor de iets groteren.
Conclusie
Natuurlijk race ik nu door de historie met de snelheid van een Frecciarossa, in de hoop vooral de hedendaagse schrijvers in dit perspectief te kunnen plaatsen en daarmee iets te zeggen over wie u op bezoek krijgt dit jaar.
Maar het valt me op dat alle genres die er voor volwassenen zijn, er van even goede kwaliteit zijn voor de jeugd. Kinderen worden als een serieus publiek gezien, waar goede boeken voor geschreven moeten worden. En wellicht is de toon van de boeken licht, maar er worden verhalen verteld die er toe doen. Realistisch en magisch. Non fictie en fictie. Proza en poezië. Dat alles op een zo inclusief mogelijke manier en nooit truttig.
Ja, concludeer ik, ik voel me wel zeker tot deze traditie behoren.
Schouders
Maar ik sta niet op de schouders van Biegel en Dragt, op die schouders staat Annet Schaap al, en trouwens ook Benny Lindenlauf (Negen open armen). Ik sta ook niet op de schouders van Terlouw of Beckman. Dat zijn o.a. Marc ter Horst (Il mondo dei virus) Jan Paul Schutten (Il mistero della vita) en Annet Huizing (La casa del contrabbandiere) met hun prachtige non fictie boeken die met zoveel aandacht zijn geïllustreerd en uitgegeven. Ik sta ook niet op de schouders van Annie, hoezeer ik haar ook bewonder. Nou ja, misschien toch wel met één voet. Want ik bewonder haar soepele pen, haar gevoel voor ritme en haar opstandige humor, en vind daarvan wel iets terug in mijn boeken. Bovendien gaan mijn boeken ook over kinderen met echte problemen, net als sommigen van die haar. Maar met twee voeten op de schouders van Annie staan zeker Bette Westra (Doodgewoon) en Edward van de Vendel (La ragazza bambù).
Maar nu ik me in de historie verdiep, zie ik dat ik vooral op de schouders van Guus Kuijer sta, met zijn innemende, eigenwijze, gevoelige personages die tegen de klippen op optimistisch in het echte leven staan. Met hun echte problemen en hun humor. Ik sta daar samen met o.a. Anna Woltz (Tess e la settimana più folle della mia vita) en Simon van der Geest (L’estate in cui diventai famosa (e i miei genitori non se ne accorsero!).
De uitwisseling
Het programma van Futuro Presente is in het leven geroepen om de relatie tussen Nederland en Italië te versterken, nieuwe samenwerkingen aan te gaan en ervaring uit te wisselen.
Ik denk dat Nederland en Italië elkaar zeker veel te vertellen hebben.
Ikzelf ben bijvoorbeeld heel benieuwd naar de conferentie in oktober waarin kennis uitgewisseld gaat worden over alle thema’s waar het onderwijs tegenaan loopt. Ik denk dat Nederland op het gebied van deep reading, aandacht voor de schrijver en het geduld om te doorgronden zeker van Italië kan leren. Ook hoop ik dat Nederland zal horen over het geweldige festival Mare di Libri in Rimini, een festival georganiseerd door kinderen. Zij programmeren, interviewen de schrijvers en leiden ze rond. Als iets het enthousiasme voor boeken bevordert is het dit: kinderen, goed begeleid, het zelf te laten doen. Interessant genoeg is dat juist ook wat Italië van Nederland kan leren: de kinderen zelf verantwoordelijk maken voor welke boeken ze lezen en wat ze daarvan vinden. Maar als ik mijn uitgeefster Francesca spreek, hoor ik dat de problemen waar wij hier in Nederland tegenaan lopen, niet anders zijn dan die zij benoemt voor Italië: vooral de mainstream boeken en de TikTok hits verkopen goed, op de verplichte leeslijst staan vooral klassiekers en de docenten hebben te weinig tijd om het nieuwe aanbod te ontdekken en kunnen dus hun rol in het enthousiasmeren niet goed vervullen.
De toekomst
Ik hoop dat er door het programma Futuro Presente kennis gedeeld wordt die anders niet beschikbaar was gekomen, zodat problemen opnieuw en bevlogen bevochten kunnen worden en dat er nieuwe samenwerkingen worden aangegaan waardoor deze twee mooie landen blijvend van elkaar kunnen leren. Want dat is nodig!
Onze tijd, maar welke tijd niet, moet de (jeugd)cultuur koesteren, omdat verhalen onze harten openen. Boeken laten de lezer meeleven, zich verplaatsten in situaties en werelden die hij niet kent. Onze jeugd en wijzelf hebben dat heel hard nodig. Ons hart moet open blijven voor iedereen die anders is, die hierheen is gevlucht, of gewoon oud is en bij ons om de hoek woont. Dat is nu van belang, maar zeker ook in de spannende tijden die voor ons liggen. Ik denk en hoop dat lezen, en het zien van mooie jeugdfilms, theater en dansvoorstellingen een antwoord is op de cancelcultuur, dat verhalen kinderen uit hun mobieltjes trekken om de wereld te beleven. Ik hoop dat kinderen die het moeilijk hebben op het juiste moment het goede boek zullen vinden. Zoals ik dat ook deed in mijn jeugd. Ik herinner me nog steeds hoe mijn wereld een stukje groter werd toen ik Grote mensen daar kun je beter soep van koken (Guus Kuijer) las en hoe ik huilde bij De gebroeders Leeuwenhart (Astrid Lindgren).
Tot slot een tip
Annet Schaap heeft een nieuw boek uit. Het heet Le ragazze. Sette fiabe en is verschrikkelijk mooi. Ze heeft oude Europese sprookjes bewerkt. Haar pen is, zoals we dat van haar kennen in ucilla, duister en poëtisch. Echt een heerlijk boek.
Een nieuwe ster aan het Nederlandse jeugdboeken firmament is Yorick Goldewijk. Zijn boek È tutto da scoprire is onlangs vertaald in het Italiaans. Een mysterieus en ontroerend verhaal om je in onder te dompelen.
Waar kunt u schrijvers ontmoeten
Volgende week reis ik weer naar het mooie Italië af om op te treden en mijn Italiaanse publiek te ontmoeten. Maar ik ben niet de enige.
- 19 april kunt u Annet Schaap ontmoeten op Archiginnasio Bologna
- 13 april sta ik op BOOM Bologna en 14 en 15 april op Schiolegge in Venzië
- 6 mei vindt u Annet Huizing op Premio Cento
- 11-14 treden Hanneke Siemensma & Gijs van der Hammen op op het Leggenda in Empoli/Florence
- 11 mei reist Anna Woltz naar Casa della Conoscenza en 14 mei is zij op de Internazionale Kids in Reggio Emilia
- Ilustratoren Floor Rieder en Loes Riphagen staan 13 en 14 mei op de Graphic Days in Turijn
- 18-23 mei is de Salone del Libro met Edward van de Vendel, Marc ter Horst, Bas & Rico Hop en daar vertelt Valentina Fresci over Annie MG Schmidt
- 16-18 juni vindt Mare di Libri plaats in Rimini met Guus Kuijer, Derk Visser en Benny Lindelauf
- Derk Visser kunt u ook nog ontmoeten op 17-24 juni in Salerno op het Letteratura festival
- 1-3 sept sta ik op Storie in Cammino en van 7 tot 10 september ben ik te gast in Mantova samen met Annet Schaap en Edward van de Vendel. Van 13 september reis ik door naar Pordenone Legge samen met Marc ter Horst. We zijn daar tot en met 17 september.
Bronnen:
– Agnes Vogt van het Nederlands letterenfonds, als ook de publicitaire uitgaves van het Nederlands letteren fonds.
– Bas Ernst en Stefano Musilli, ambassade Rome en Consulaat-Generaal Milaan
– Olga Amagliani, vertaalster Nederlands -Italiaans
– Francesca Segato en Sara Saorin van uitgeverij Camelozampa
– Dr. Jana Mikota, Germanistik – Literaturdidaktik (universiteit Siegen, Duitsland)
– Het boek Een land van waan en wijs (2014), Rita Ghesquieres, over de geschiedenis van de jeugdliteratuur in Nederland en Vlaanderen